TCP/IP addressing - Computerwoorden.nl: Een begrip in de ICT!
computerwoorden.nl
TCP/IP addressing
Printlijst:
Home | Sitemap | Zoektips |

TCP/IP

Internet layer

  • Internetlaag
Internetlaag van het TCP/IP-model. Is verantwoordelijk voor het routeren van gegevens in en tussen verschillende netwerken. In deze laag van het model zijn routers actief, die protocolafhankelijk zijn. De routers worden gebruikt om pakketten van het ene netwerk of segment door te sturen naar het andere.

Internetadres

Het unieke nummer (IP-adres) of de unieke naam (DNS-adres) van een computer die is aangesloten op het internet, ook wel de unieke naam van een e-mail account (info@bladiebladiebla.nl).

IP

  • Internet Protocol
IP is een verbindingsloos protocol dat datagrammen gebruikt om gegevens van het ene netwerk naar het volgende netwerk te versturen. IP verwacht geen ACK (Acknoledgement, bevestiging). De bronhost weet dus niet zeker of de doelhost de doorgestuurde pakketten ontvangt. Het gebruik van bevestigingen en het opnieuw verzenden van gegevens wordt overgelaten aan protocollen en processen die actief zijn in de hogere niveaus van het model. Als een toepassing UDP via IP gebruikt (beide protocollen zijn onbetrouwbaar), is het de taak van de toepassing of service om ervoor te zorgen dat de pakketten, in de juiste volgorde op de bestemming aankomen. Dit principe zorgt ervoor dat de overdracht sneller verloopt en dat de netwerkoverhead lager is, maar zorgt voor extra overhead voor de toepassing.
IP-header van een IP-datapakketje.
IP-header van een IP-datapakketje.

IP-header
Onderdeel Betekenis
Version Een 4-bit veld met de versienummer van het IP protocol, voor IPv4 is dit dus 4.
IHL Internet Header Length, geeft aan de lengte van de internet header in 32-bit words (4 bytes). De minimale grootte is 20 bytes (dus waarde 5).
TTL De Time To Live heeft twee functies:
  1. Een maximale leeftijd toevoegen aan de bovenliggende pakketjes (bijvoorbeeld TCP-segmenten).
  2. Ter voorkoming van oneindige loops binnen het netwerk.
Identification Het veld Identification wordt door de verzender ingevuld voor het samenvoegen van gefragmenteerde datagrammen. De meeste systemen tellen één op voor elk pakket die ze verzenden.
Fragment Offset Dit wordt gebruikt voor fragmentatie en het samenvoegen van de ip-datagrammen. Dit geeft aan waar het pakketje in de originele datagram thuis hoort. De Fragment Offset wordt aangeven in eenheden van 8 bytes.

IP Next Generation

  • Ipng
IPv6 RFC 1883. De huidige groei (1999) van internet is gebaseerd op technieken, die tientallen jaren zijn ontwikkeld. Technische aanpassingen zijn noodzakelijk om aan de veranderde eisen en verwachtingen te voldoen. Een groeiend aantal gebruikers moet te bereiken en dus te adresseren zijn. Om aan deze eis te voldoen heeft het IETF een verbeterde versie van het Internet Protocol (IP) beschreven en inmiddels gestandaardiseerd. De huidige (1999) versie van IP is versie 4, aanduiding IPv4 RFC 791. Het succes en de evolutie van IP sinds 1975 vereisen een nieuwere versie. De nieuwe versie wordt IPv6 genoemd of wel IP versie 6. Een van de belangrijkste uitgangspunten bij IPv6 zijn de zogenaamde transitiemechanismen, die een eenvoudige upgrade van IPv4 naar IPv6 en interoperabiliteit tussen de versies IPv4 en IPv6 moeten garanderen.

IP-adres

Een IP-adres is een getal dat een TCP/IP-host op het Internet of op een intranet identificeert. Een IP-adres bestaat uit een netwerk-ID en een host-ID.
IP-adressoorten.
IP-adressoorten.
IP-adresklassen.
IP-adresklassen.

IP-adres extern

Als het IP-adres een extern adres blijkt te zijn, raadpleegt IP de lokale routingtabel voor een route naar de doelhost. Als er een route wordt gevonden, verzendt IP het pakket via de route. Als de lokale routingtabel geen route bevat, stuurt IP het pakket naar de lokale standaardgateway. De standaardgateway bestudeert het doeladres. Als het adres voorkomt in een netwerk van een van de interfaces van de router, gebruikt de router ARP om het pakket door te sturen naar de eindbestemming. Als de router vaststelt dat het doeladres extern is, wordt de TTL met ten minste één verlaagd, wordt een nieuwe controlesom berekend en wordt het pakket doorgestuurd naar zijn eigen standaardgateway. Dit proces herhaalt zichzelf totdat het pakket de doelbestemming bereikt of totdat de TTL nul is.

IP-adres intern

Als het IP-adres lokaal is, vraagt IP het ARP (Address Resolution Protocol) naar het hardwareadres van de doelcomputer. Met dit adres kunnen de gegevens rechtstreeks naar de doelcomputer worden verzonden, waardoor het niet nodig is broadcasts op het lokale netwerk te verzenden.

IP-adresomzetting

Het bepalen van het hardwareadres (dat ook wel MAC-adres wordt genoemd) van een bepaald IP-adres.

IP-adressen

De meeste mensen weten dat elke machine op het Internet een eigen naam heeft (zoals kwartel.compwrd.nl). Aan zo'n naam is altijd een nummer gekoppeld, een IP-adres. Zo'n IP-adres bestaat altijd uit een combinatie van 4 cijfers tussen 0 en 255 die van elkaar gescheiden zijn door een punt (bv. 193.98.35.132). Deze combinatie bestaat uit een deel om het netwerk aan te duiden en een deel om de machine aan te duiden. De 3 soorten IP-adressen kunt u zien in het plaatje.

Als u dus een klasse A wenst dan hebt u achter het eerste cijfer 255 x 255 x 255 mogelijkheden en kan u dus 16.777.216 verschillende machines een eigen IP-adres geven. Klasse A wordt dus enkel gebruikt door zeer grote bedrijven, de meeste bedrijven hebben genoeg aan Klasse B of C. Van deze laatste zijn er dan ook veel meer beschikbaar (255x255x255). Meestal heeft een provider een Klasse B adres. Als u inbelt krijgt u dan een IP-adres toegewezen dat meestal dynamisch is. Dit wil zeggen dat u telkens als u inbelt een anders IP-adres krijgt. Statische IP-adressen zijn vaak verkrijgbaar mits een betaling. Het is niet makkelijk om te werken met IP-adressen. Daarom worden aan de IP-adressen namen gekoppeld zoals kwartel.compwrd.nl. Het laatste deel van de naam (.nl) duidt meestal het land aan. In Amerika wordt daarmee het type site aangeduid (.edu; .com; .net; .org). De registratie voor domeinen van het type org, net en com wordt gedaan door InterNIC
IP-adressen: 3 soorten.
IP-adressen: 3 soorten.

IP-adressen richtlijnen host-ID's

Als u host-ID's gaat toewijzen binnen een netwerk, hoeft u maar een paar regels te volgen:
  1. Zorg voor unieke host-ID's.
    Elk host-ID in een netwerk of subnet moet uniek zijn.
  2. Gebruik geen beperkte adressen.
    Het is slechts beperkt toegestaan om de getallen 0 (dat in een octet wordt weergegeven met allemaal nullen) en 255 (dat in een octet wordt weergegeven met allemaal enen) te gebruiken in host-ID's. Een host-ID kan dus eigenlijk niet uit allemaal nullen of enen bestaan. Als een host-ID uit allemaal nullen bestaat, betekent dit dat de informatie bestemd is voor een bepaald netwerk zonder dat er een specifieke host wordt opgegeven. Als een host-ID uit allemaal enen bestaat, houdt dit in dat de informatie bestemd is voor alle hosts op een bepaald netwerk.
  3. Werk volgens een bepaalde methode.
    Het is mogelijk om host-ID's opeenvolgend toe te wijzen zonder rekening te houden met het type computer waarvoor het adres bestemd is. U kunt echter bij het oplossen van problemen veel tijd besparen door een bepaalde methode aan te brengen in de toewijzing van host-ID's. Veel netwerkbeheerders wijzen de lage ID-nummers bijvoorbeeld toe aan routerinterfaces en de hoge ID-nummers aan servers. De overige ID's worden dan toegewezen aan werkstations in het netwerk.

IP-adressen richtlijnen Netwerk-ID

Als u uw netwerk wilt verbinden met het Internet, moet u een netwerk-ID en een bijbehorend blok met IP-adressen verkrijgen van het InterNIC. U kunt het netwerk-ID niet zelf kiezen. Het netwerk-ID wordt gebaseerd op de adresklasse die nodig is om het aantal hosts op het netwerk te ondersteunen. In dit geval speelt het kiezen van een netwerk-ID dus geen enkele rol. Als u een privé-TCP/IP-netwerk of intranet configureert, moet u echter de volgende richtlijnen in gedachte houden bij het kiezen van een adresklasse. De richtlijnen hebben betrekking op netwerken die niet in subnetten zijn onderverdeeld. Houd de volgende suggesties in gedachte bij het selecteren en toewijzen van IP-adressen:
  1. Houd rekening met de toekomst
    Kies een klasse die uw bedrijf toestaat om in de toekomst te groeien.
  2. Zorg voor unieke netwerk-ID's.
    Bij het toewijzen van netwerk-ID's voor een intranet, is het van belang dat elk netwerk een uniek netwerk-ID krijgt. Elk netwerksegment dat wordt begrensd door twee routerinterfaces, moet dus een uniek netwerk-ID hebben.
  3. Vermijd beperkte adressen.
    Bepaalde adressen zijn niet bestemd voor normaal gebruik in het netwerk-ID-gedeelte van een IP-adres. Het netwerkadres 127 in adresklasse A is bijvoorbeeld gereserveerd voor diagnostische bewerkingen voor de netwerkadapter. Dit adres wordt het loopback-adres genoemd en wordt gebruikt om de TCP/IP-protocolstack in de computer te testen zonder dat er informatie naar het netwerk wordt verzonden.
Daarnaast is het niet toegestaan om de getallen 0 (dat in een octet wordt weergegeven door allemaal nullen) en 255 (dat in een octet wordt weergegeven door allemaal enen) te gebruiken in Netwerk-ID's. Een netwerk in binaire notatie kan dus niet bestaan uit allemaal nullen of enen. Als een netwerk-ID uit allemaal nullen bestaat, betekent dit dat de host zich op het lokale netwerk bevindt en dat de gegevensoverdracht niet wordt gerouteerd. Een netwerk-ID dat uit allemaal enen bestaat, wordt gebruikt om een broadcast aan te duiden.

IP-datagrammen

De basis informatie-eenheid van het internetprotocol (IP).

IP-naam

De volledige unieke Internetnaam van een computer, die overeenkomt met het IP-nummer van die computer. De IP-naam bestaat uit de naam van de computer plus de domein-naam, die beschrijft waar de computer is aangesloten op het Internet.

IP-router

Een systeem dat aan meerdere fysieke TCP/IP-netwerken is gekoppeld en dat IP-pakketten tussen deze netwerken kan routeren en afleveren.

IP-routing

Optie van DHCP. Als u deze optie inschakelt op een computer die verschillende netwerkadapters bevat ontstaat de mogelijkheid om IP-pakketten van de ene netwerkadapter naar de andere te verzenden. Als deze optie is ingeschakeld, kan uw computer dus als router fungeren. In dat geval moet u mogelijk routers toevoegen aan de routingtabel voor deze computer of het RIP inschakelen. Dit is echter niet nodig als u de Windows NT-computer fysiek aansluit op alle segmenten en er geen andere routers aanwezig zijn in het netwerk. Als uw computer zich bevindt in een omgeving met verschillende routers of segmenten, is het echter wel nodig om een statische routingtabel te configureren of RIP te installeren.

IP-routing inschakelen op multihomed computer

U kunt IP-routing op een multihomed computer inschakelen door de optie Doorsturen via IP (Enable IP-routing) inschakelen in het tabblad Routing in het dialoogvenster Eigenschappen voor Microsoft TCP/IP te selecteren. U kunt dit dialoogvenster afbeelden via het onderdeel Netwerk in het Configuratiescherm.

IP-Shielding

Vanwege de veiligheid kan het handig zijn een aantal IP-adressen (computers) op te geven die toegang hebben tot de mailserver. Onder toegang verstaan we dan bijvoorbeeld dat de gebruiker op afstand de mailserver kan configureren of via de browser de mail kan lezen. Alleen de IP-adressen die zijn opgegeven hebben toegang, alle andere worden geweerd.

IP-tunneling

Door IPv6 transparant te transporteren over het IPv4 netwerk blijven de voordelen van IPv6 voor beide netwerken behouden. Deze techniek staat bekend als IP-tunneling. De situatie is te vergelijken met het leggen van een virtuele huurlijn over het transportnetwerk. Het actief schakelen van de verschillende IPv6-pakketten is er dan ook niet bij. Voor IPv4 pakketten zal het transportnetwerk wel als een volwaardig netwerk functioneren.

IPFC

  • IP over Fibre Channel
IPFC draait bovenop het Fibre Channel protocol en maakt van dezelfde IP-adressen en masking gebruik. IPFC wordt gebruikt voor beheer van in-band FC-devices, offloading bakup verkeer of het verbinden van systemen over lange afstand.

IPv4-nummers

Versie 4 van IP (Internet Protocol). De adressering van IPv4-nummers is maximaal vier bytes of wel 32-bits breed. Dat houdt in dat er zo'n vier miljard nummers te vergeven zijn. Heel wat meer dan de enkele tientallen miljoenen computers die nu aan het Internet hangen. Een groot deel van die adressen is echter niet meer beschikbaar, omdat voor grote netwerken in het verleden uitgebreide reeksen van adressen werden gereserveerd.
IPv4 header.
IPv4 header.

IRP stack

  • I/O Request Packets stack
Soms heeft een IRP-aanvraag meerdere apparaatobjecten nodig om te kunnen voltooien. Ieder apparaatobject kan een deel uitmaken van het proces. Voor ieder object dat deelneemt in deze actie zal IRP een datagebied reserveren waarin het de parameters en andere informatie zal opslaan. Ieder gebied wordt een IRP stack location genoemd. Wanneer een apparaatobject een aanvraag uitvoert, mag het alleen de IRP stack locatie benaderen dat voor dit apparaatobject is gereserveerd. Een apparaat object dat een IRP ontvangt mag gebruik maken van de volgende beschikbare IRP stack en kan dit doorgeven aan het volgende apparaatobject voor verdere afhandeling van de IRP.

Iteratieve naamconversie

  • Iterative resolution
  • Herhalend
Een van de twee manieren voor het omzetten van ip-adressen binnen een DNS. Bij de iteratieve naamconversie zal de client een iteratieve verzoek (request) versturen naar een naamserver (DNS), waarbij de server het antwoord verstuurd in de vorm van het IP-adres van het doeladres of van het adres van de DNS-server die dichterbij het doeladres zit. Indien de client het adres krijgt van een DNS-server krijgt, zal hij het verzoek herhalen bij de verkregen DNS-server, totdat de client het juiste IP-adres krijgt van het doeladres.
Iteratieve naamconversie proces.
Iteratieve naamconversie proces.